Wil van Schaick was mijn moeder. Zij overleed op 1 augustus 2006, bijna 81 jaar. Zij was tijdens haar leven altijd in voor een geintje, zeer sportief en actief, maar bovenal een echte knokker. Een moeder en oma (twee kleinzoons en een kleindochter) waarmee je kon dollen. “Die wordt 100.” dacht ik wel eens. En zelf schepte ze er genoegen in dat ook meer dan eens te roepen. Maar het leven had voor haar iets vreselijks in petto. Op 75-jarige leeftijd werd tijdens het allerlaatste bevolkingsonderzoek waaraan ze mocht deelnemen (!) kanker geconstateerd en die ziekte is haar uiteindelijk fataal geworden. Vooral de laatste anderhalf jaar van haar leven waren zwaar. Eind juni 2006 was ze uitbehandeld en niet meer in staat om te vechten. In Hospice Dignitas in Hoorn is ze daarna een maand lang in de watten gelegd, totdat ze op 1 augustus een beetje op weggeholpen in haar slaap overleed. Samen met een medewerker van het hospice was ik daar bij aanwezig.
De dood van mijn moeder Wil, kwam niet onverwacht. Daardoor kon ik samen met mijn gezin en haar naaste familie veel vooraf bespreken. Lange tijd is zij een groot voorstander geweest van crematie. “Opgeruimd staat netjes!” zei ze als we het erover hadden. Haar kleindochter vond dat cremeren maar niks. Zij heeft haar oma ooit eens haar kijk daarop gegeven: “Als ze de kist in de brand steken dan lijkt het net of je twee keer dood gaat!”
“Wat jij wilt kind, dan wordt het begraven!” was haar reactie destijds! Dat wisten we zeker.
Veel meer spookte de vraag door ons hoofd: hoe neem je afscheid van iemand die alleen in het leven gelooft? We kwamen er snel achter dat het tijdens de plechtigheid moest gaan over haar leven. Stil staan bij het leven en niet bij de dood van Wil.
“In principe kan alles.” Die boodschap van de uitvaartverzorger was duidelijk. Het verzorgen van Wil, de locatie, de begraafplek, het verloop en de duur van de plechtigheid, het daadwerkelijke begraven, etc, etc.
Wij hebben gemerkt dat eigenlijk alleen de datum van de begrafenis min of meer vast stond. Ons overtuiging was dat we bij alles wat ons te wachten stond in de dagen naar de begrafenis direct betrokken wilden zijn en zo veel als mogelijk zelf wilden doen.
En we hebben het zelf gedaan. Mijn tante en ik legden mijn moeder af, de kist sloten we met de gehele familie, ik leidde zelf de afscheidsbijeenkomst. Wils kinderen en kleinkinderen droegen haar naar haar laatste plek en lieten de kist met behulp van touwen in het graf zakken.
Wij hielden de bijeenkomst in het kerkje van de hervormde gemeente in Zwaag. Mijn vader (89 jaar) en ik vonden daar een pracht entourage. Zo’n 140 familieleden, vrienden, bekenden en belangstellenden hadden de moeite genomen de bijeenkomst en de begrafenis te bezoeken.
Wij hebben Wil, een echte zonaanbidster, pal naast het kerkje op het aangrenzende, sfeervolle kerkhofje begraven op een zonnig plekje. Daarna was in het voorportaal van de kerk gelegenheid om met elkaar een drankje te nemen en na te praten over deze indrukwekkende dag en periode die daaraan vooraf ging.
Nu een jaar later beseffen wij , mijn familie en ik, hoe belangrijk het is geweest, dat we nauw betrokken zijn geweest bij het gehele proces. Volgens mij is het met name daarom minder moeilijk om over die periode met elkaar te praten.
Roland van Schaick