De dood van mijn vader

Ferd van der Bruggen

∗ 2 augustus 1920 † 25 november 2010

In de jaren tachtig zette Ferd, mijn vader, zich in voor de juridische verankering van vrijwillige euthanasie, onder andere in een werkgroep van het ministerie.  Als jurist en als directeur van een grote instelling in de gezondheidszorg publiceerde hij over deze vorm van de gewenste dood. Ferd vond dat je als mens zelf richting moet kunnen geven aan het leven en dus ook aan de dood.

Na 35 jaar in Limburg gewoond te hebben en dan op je 89e verhuizen naar Hoorn is een hele opgave. Toen er een appartement vrijkwam in Noorderpoort, een aanleunwoning naast Avondlicht in Hoorn, was de keus door mijn vader echter snel gemaakt. Dichter bij de kinderen en dichter bij de zorg die je als oudere op een  ongewis moment in je leven nodig zal hebben. Omdat je maar nooit weet hoe het leven zal verlopen werd de keuze voor een huisarts bepaald door de vraag hoe de potentiële huisarts dacht over euthanasie.

Al na een half jaar bleek de zorg nodig; een ernstige ziekte diende zich aan. Maanden voor zijn dood had Ferd met de huisarts een gesprek over de gewenste, waardige dood.  De lust voor het leven en de energie verminderde met de dag.  Stap voor stap belandde Ferd in de situatie zoals hij die beschreven had in zijn euthanasieverklaring.  Wij hadden er lang niet meer over gesproken, toch was het geen verrassing toen mijn vader zijn doodswens uitte. Hij raakte aan bed gekluisterd en wist dat er een onomkeerbare lijdensweg begonnen was. Met de huisarts werd gesproken over het definitieve einde. Achteraf gezien net op tijd want toen de SCEN-arts kwam, was mijn vader door de morfine veel minder aanspreekbaar. Een aantal dagen later, op het afgesproken tijdstip, overleed mijn vader. Dit zoals hij dat de laatste tijd gewenst had én op een manier waar hij een leven lang een voorvechter van is geweest. En dat met zijn kinderen rond zijn bed…

Zoals mijn vader was, zo zijn zijn kinderen. Ferd had zijn wensen, onder andere:  ‘In besloten kring met kinderen en kleinkinderen, want mijn echte vrienden heb ik overleefd’. De kinderen wilden beginnen met de koffie in het crematorium en pas daarna de crematieplechtigheid; dat is bepaald geen gewoonte.  Een meegebrachte geluidsinstallatie zelf bedienen is ook niet gebruikelijk. Iedere aanwezige sprak even en foto’s gingen rond waardoor de afscheidsplechtigheid 1,5 uur duurde; dat is niet standaard binnen de logistiek van een crematorium. Want zoals wij graag zelf richting geven  aan het leven, zo hadden wij duidelijke wensen omtrent de plechtigheden na de dood. Gelukkig is alles precies zo gegaan als gewenst; dat sloot precies aan bij het verlangen om te kunnen beschikken over het leven én de dood.

Ted van der Bruggen