Mary Klaassen – van ‘t Hoen
∗ 16 januari 1941 † 20 februari 2014
Het was een normale donderdag. Ik zat al zes weken thuis met een schouderblessure. Zware pijnstillers en mijn rechterarm in een mitella. ‘s Middags wilde ik naar mijn moeder voor een kopje thee. Mijn man had een andere planning in gedachten. Maar hij gaf toch toe … eerst naar mijn moeder en daarna samen de stad in en een hapje eten.
Rond 14.00 uur kwamen wij bij mijn moeder aan. Ik was blij mijn moeder weer te zien en gaf haar een dikke kus. Het viel mij direct op dat ze erg klam aanvoelde en zat te hyperventileren. Ook was ze erg afwezig en had zij een grauwe kleur. Ik was bang dat ze flauw zou vallen. Probeer haar dan maar op te vangen met die arm in een mitella. Ook de geroepen medewerkers maakten zich zorgen en belden de huisarts met het verzoek langs te komen. Samen met de medewerkers hebben wij mijn moeder op bed gelegd. Tien lange minuten gingen voorbij en mijn man en ik zaten te wachten en te kijken naar mijn moeder die steeds meer begon te hyperventileren.
Plotseling veranderde er iets… ze hyperventileerde niet meer… ze leek te stoppen met ademhalen.
Tijdens mijn reanimatiecursussen heb ik hier een filmpje over gezien. Dit is ernstig… ze moet gereanimeerd worden. Maar ik ben machteloos… ik zit met mijn arm in mitella… Ik schreeuw naar mijn man, maar hij beseft niet helemaal wat er gebeurt. Ik gooi de deur van haar kamer open om op de gang hulp te roepen. Daar stond de huisarts en een ambulance broeder. De huisarts vertrouwde het niet en had uit voorzorg een ambulance gebeld. Gelukkig, er is hulp voor mijn moeder… ik liep naar haar toe… pakte haar hand… gaf haar een kus… en heb gevraagd: “Als je pap boven ziet, geef hem dan een kus van mij “.
45 Minuten lang zijn de huisarts en ambulancebroeders bezig geweest om jou hier bij ons te houden. Het mocht niet zo zijn… Al die tijd heb ik je hand vastgehouden. Ik wilde je niet loslaten, niet alleen laten. Zelfs toen iedereen de kamer had verlaten, stond ik daar nog . Onwerkelijk, verslagen, leeg… daar lag je, mijn moeder, jouw hand nog steeds in de mijne. Ik moest je loslaten.
We moesten haar afscheid regelen. Bij mijn vaders afscheid hadden we dezelfde uitvaartondernemer. Dat was nog niet zo lang geleden, dus zijn naam kwam direct in mij op. Ik heb hem gebeld en samen met hem hebben wij voor mijn moeder een mooi afscheid kunnen regelen. Het voelde direct weer vertrouwd en dat gevoel is enorm belangrijk voor mij geweest.
Mijn moeder lag in een blanco kist, waar iedereen een persoonlijke boodschap op kon schrijven en zij is in haar eigen huisje opgebaard. Mijn moeder is geen minuut alleen geweest. Er was steeds iemand bij haar, ook nachts. En op de dag van haar crematie ben ik met de rouwauto met de kist mee gereden, omdat ik niet wilde dat ze alleen was.
Op de kist drie bloemenharten. Van haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het afscheid was zwaar en onwerkelijk… zoveel mensen die afscheid kwamen nemen. De woorden die gesproken werden, waren hartverwarmend en de toespraak van haar achterkleinkind was hartverscheurend… Niemand had verwacht dat mijn moeder zo plotseling zou overlijden. Ik had niet verwacht dat dit zou gebeuren op die donderdag middag. Heel langzaam begint het een plekje te krijgen, maar nog steeds als ik aan haar overlijden denk… Voel ik haar hand in de mijne.
Jo Mulder